Informatie voor de leerkracht

Doelgroep: Geschikt voor de bovenbouw
Benodigdheden:

- De webquest → Les 1, 2 en 3;

- De chromebooks van de leerlingen → Les 1, 2 en 3;

- A4 lijntjespapier → Les 1 en 2;

- Het programma Drive → Les 3;

- Spullen voor de poster: grote vellen papier, stiften, potloden, plaatjes, scharen en lijm → Les 3.

Koppeling met andere vakken: Nederlandse taal, beeldende vorming, sociale vaardigheden en ICT vaardigheden.

Levensbeschouwelijke aspecten: Opvattingen, beelden, rituelen, sociale verbanden en moraal.

Levensbeschouwelijke domeinen: Andere mensen, de maatschappij en ik.


Leerdoelen bij de lessenreeks:

1. De leerlingen doen informatie op over één van de belangrijkste vieringen van de vijf wereldreligies en leren wat deze vieringen
inhouden.
Dit doel draagt bij aan de levensbeschouwelijke ontwikkeling van de kinderen.
De leerlingen leren dat iedere viering een andere betekenis heeft en dat ieder geloof op zijn eigen manier om gaat met de viering, met 
eigen gewoontes en rituelen. 
De leerlingen bevinden zich in fase 2 van de levensbeschouwelijke ontwikkeling:mythische-letterlijke levensbeschouwing. Zij maken kennis met verhalen, in dit geval van de vieringen, uit andere culturen. Ook wordt de verbeelding ingetoomd. De ideeën die de kinderen hadden van de vieringen d.m.v. verhalen, worden nu concreter en realistischer.Dit doel draagt bij aan de levensbeschouwelijke ontwikkeling van de kinderen.
De leerlingen leren dat iedere viering een andere betekenis heeft en dat ieder geloof op zijn eigen manier om gaat met de viering, met 
eigen gewoontes en rituelen. 
De leerlingen bevinden zich in fase 2 van de levensbeschouwelijke ontwikkeling:mythische-letterlijke levensbeschouwing. Zij maken kennis met verhalen, in dit geval van de vieringen, uit andere culturen. Ook wordt de verbeelding ingetoomd. De ideeën die de kinderen hadden van de vieringen d.m.v. verhalen, worden nu concreter en realistischer.

2. De leerlingen vormen een eigen mening over de vieringen en respecteren de mening van de andere kinderen.
Dit doel draagt bij aan de levensbeschouwelijke, morele en sociaal-emotionele ontwikkeling.
De kinderen bevinden zich in fase 2 van de levensbeschouwelijke ontwikkeling: de mythische-letterlijke levensbeschouwing. De kinderen krijgen meer inlevingsvermogen. Zij denken verder dan alleen 'ik'. De kinderen bevinden zich daarvan in stadium 2: gereflecteerd perspectief nemen. De kinderen kunnen inzien dat anderen op basis van dezelfde informatie tot een ander standpunt kunnen komen en de situaties (vieringen) anders ervaren. 
De kinderen bevinden zich in het conventionele niveau, wat betreft de morele ontwikkeling. Zij zijn zich ervan bewust hoe zij met andere kinderen om moeten gaan en weten wat de omgangsregels zijn, waaronder het respect hebben voor elkaar.
Wat betreft de sociaal-emotionele ontwikkeling bevinden de kinderen zich in de arbeidzaamheid-minderwaardigheid fase. De eigen voortgang/mening kan vergeleken worden met de voorgang/mening van andere kinderen. Het kind leert ook om de gevoelens van zichzelf
en anderen te begrijpen en daar goed mee om te gaan.

3. De leerlingen leren om zich in te leven. Zij leven zich in hoe het is om de viering te vieren en welke gevoelens en ervaringen daarbij naar boven komen.
Dit doel draagt bij aan de levensbeschouwelijke en morele ontwikkeling.
De kinderen bevinden zich in fase 2 van de levensbeschouwelijke ontwikkeling: de mythische-letterlijke levensbeschouwing. Zij geven op een eigen manier betekenis aan de viering en kunnen dit koppelen aan ervaringen uit hun eigen leven. Deze ervaringen worden concreter en realistischer. 
Wat betreft de morele ontwikkeling, bevinden de kinderen zich in het conventionele niveau. De kinderen leren om hun eigen waarden en normen te koppelen aan het verhaal waarin zij zich inleven in een kind die de viering viert. Wat vind je leuk? Wat zou je anders doen? Enzovoort. 

4. De leerlingen werken tijdens de lessen samen toe aan een eindproduct en zijn in staat om elkaar te helpen wanneer dit nodig is. 
Dit doel draagt bij aan de sociaal-emotionele ontwikkeling.
De kinderen bevinden zich in de arbeidzaamheid-minderwaardigheid fase. Doordat zij samenwerken met andere kinderen, kan de voortgang met hen vergeleken worden. Op deze manier kunnen zij bij samenwerkopdrachten met en van elkaar leren. Dit leidt tot een positieve houden wat betreft samenwerken. Bij het samenwerken moet het kind ook kennis hebben van de omgangsregels en in staat zij om op de juiste manier met andere kinderen om te gaan.


Lessenreeks:
Les 1: Informatie opzoeken over jouw gekozen viering.
De kinderen zijn tijdens deze les bezig met het beantwoorden van de vragen over de viering waarbij zij zijn ingedeeld. De antwoorden op de vragen kunnen zij vinden bij de websites onder het kopje ''Bronnen''. De antwoorden schrijven zij op lijntjespapier. Als zij antwoord hebben gegeven op alle vragen, bespreken zij de antwoorden in hun groepje en vullen zij de antwoorden, indien nodig, aan. Tijdens de les wordt er gewerkt aan leerdoel 1 en 4.

Les 2: Beleef de viering en deel je mening hierover.
De kinderen schrijven een verhaaltje over hoe zij de viering zouden beleven. De verhaaltjes bespreken zij binnen hun groepje en zij delen hun mening over de viering met elkaar. Het verhaaltje schrijven zij op lijntjespapier. Tijdens de les wordt er gewerkt aan leerdoel 2, 3 en 4.

Les 3: Het maken van een posteren en deze presenteren aan de klas.
De kinderen maken met hun groepje een poster over de viering. Bij deze opdracht zijn zij creatief bezig. Als de poster af is presenteren zij deze aan de klas en doen zij tijdens de presentatie iets vierings-achtig, zoals het uitspelen van een ritueel of gewoonte. Tijdens de les wordt er gewerkt aan leerdoel 1 en 4. 

 

Koppeling aan de basisvaardigheden:

- Waarnemen

De kinderen bekijken tijdens het opzoeken van informatie onder andere verschillende filmpjes over de vieringen. Hier maken zij vervolgens opdrachten over. Tijdens het bekijken van de filmpjes nemen zij waar hoe zo'n viering in elkaar zit en wat er allemaal gebeurt tijdens de viering.

- Tradities hanteren

Het hanteren van tradities is iets waar zij tijdens de lessen veel mee bezig zijn. Vieringen zijn belangrijke tradities. Zij maken kennis met deze tradities en proberen zich zo goed mogelijk in te leven. Tijdens les 3 moeten zij een bekend ritueel/gewoonte uitvoeren die bij deze tradities horen.

- Verbeelden

De kinderen moeten tijdens de lessen hun verbeelding gebruiken. Vooral wanneer zij zich moeten verplaatsen in iemand die de viering viert. Hoe zou jij het ervaren als je deze viering zou vieren? Wat zou je hierbij voelen? Wat zou je niet doen en wat juist wel? Enzovoort.

- Redeneren

De leerlingen vormen tijdens de lessen een eigen mening over de verschillende vieringen, en per definitie over de viering waar zij bij ingedeeld zijn. Dit gebeurt vooral tijdens les 2. De leerlingen delen tijdens les 2 ook hun mening over de viering met de rest van het groepje. 

- Communiceren

Tijdens de lessen wordt er ook samengewerkt. Bij het samenwerken is het communiceren van essentieel belang. Bij les 1 bespreken zij de gevonden antwoorden met elkaar om vervolgens in groepsverband tot één juist antwoord te komen. Bij les 2 delen zij hun mening met elkaar en tonen zij respect voor de mening van een ander. Goede communicatie is daarbij dus erg belangrijk. Bij les 3 maken zij samen een poster en delen zij deze met de klas. Hierbij komt het communiceren dus weer van pas. 

- Handelen

De kinderen zijn bij alle drie de lessen actief bezig met de stof. Zij beantwoorden vragen over de viering door informatie op te zoeken, zij schrijven een verhaaltje waarbij zij zich moeten verplaatsen in iemand die de viering viert, zij delen hun meningen met elkaar en tijdens les 3 selecteren zij de belangrijkste informatie van de voorgaande lessen en ontwerpen zij een poster over de viering. Zij werken tijdens de lessen gezamenlijk toe aan het eindproduct, de poster met bijbehorende presentatie.